De kantonrechter heeft het wrakingsverzoek in de strafzaak tegen de verdachte K.C., die wordt vervolgd voor vermeende betrokkenheid bij witwaspraktijken, ongegrond verklaard. Het verzoek tot wraking was ingediend door de verdediging, die bezwaar had tegen de behandeling van de zaak door een andere rechter dan de oorspronkelijk aangewezen kantonrechter.

De zaak stond op 17 juli voor uitspraak over het wrakingsverzoek. Eerder was de zaak na een hoger beroep op een beslissing in de bezwaarfase niet teruggebracht bij de oorspronkelijke kantonrechter, maar toegewezen aan een andere rechter. De verdediging stelde dat dit in strijd was met een eerlijke procesgang.

Volgens de uitspraak van de kantonrechter zijn de aangevoerde gronden voor wraking onvoldoende. Op het eerste punt – dat het Openbaar Ministerie de zaak doelbewust niet heeft teruggebracht bij de oorspronkelijke rechter – is volgens de kantonrechter reeds uitvoerig beslist in het tussenvonnis van 30 april 2025. Het opnieuw aanvoeren van dit punt werd aangemerkt als strijdig met de goede procesorde.

Ten aanzien van het tweede punt oordeelde de rechter dat het wrakingsverzoek in feite gebaseerd is op onvrede over de inhoud van haar eerdere motivering en beslissing. De kantonrechter verwees daarbij naar jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat wraking niet bedoeld is voor het uiten van ontevredenheid over rechterlijke beslissingen, tenzij er sprake is van aanwijzingen voor vooringenomenheid – wat in dit geval niet is gebleken.

Na de uitspraak is de zaak op verzoek van het Openbaar Ministerie uitgesteld naar 16 oktober 2025. Op die zitting zal het verdachtenverhoor plaatsvinden. De raadslieden van K.C. hebben aangegeven dat zij in hoger beroep gaan tegen de beslissing over de wraking, aldus het Hof van Justitie.